Onderuit betekenis
Opbrengst
Benedeneind = 1) Laagste gedeelte 2) Onderste deel 3) onderuit 4) Plaats in de Benelux 5) Plaats in Gelderland 6) Plaats in Nederland 7) Plaats in Noord-Brabant. onderuitgaan = onderuit gaan aak: [ɔndərˈœʏtxan] Verbuigingen: ging onderuit ( enkelv.) Verbuigingen: is onderuit gegaan ().Onderuit kunnen onderuit halen over. ww: The police broke his alibi. floor, floor [sb] vtr transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat." (knock down) vloeren, neerhalen : onderuit halen: The football player floored his opponent as he went for the ball.
Onderuit mb onderuit. bw., 1. in de richting naar onderen en tevens naar een plaats buiten een zaak die het verband te kennen geeft: ik heb hem – zien gaan; –!, waarschuwende roep om iemand attent te maken op het gevaar dat hij loopt door een boven hem hangend of door een vallend voorwerp; 2. (fig.) er niet – kunnen, het bedoelde niet kunnen nalaten.
Ergens onderuit komen synoniem Definities die `onderuithalen` bevatten: Tackelen = 1) Aangrijpen 2) Aantasten 3) Aanvallen 4) Attaqueren 5) Beentje lichten 6) Flink onderuithalen 7) Iemand onderuithalen 8) onderuithalen 9) Pootje haken 10) Voetbalterm. Tekkelen = 1) Beentje lichten 2) onderuithalen 3) Vloeren. Torpederen = 1) Beschieten 2) Doen mislukken 3) In de grond boren.
Er onderuit komen
onderuit onderuit komen; onderuitgaan onderuitgave onderuithalen onderuitputting onderuitputtingen onderuitputtinkje onderuitputtinkjes ondervangen onderverdeel.Onderuit spel onderuitgehaald () 1) ''overdrachtelijk'': iets ontkrachten. Voorbeeld: `Zijn werk werd genadeloos onderuitgehaald.`. 2) iemand ten val brengen. Voorbeeld: `De voetbalspeler werd in het strafschopgebied onderuitgehaald.`. 3) enz. 4) tweede betekenisomschrijving.
Onderuit gaan is onderuitgegaan () 1) vallen. Voorbeelden: `Door de gladheid gingen bijna alle fietsers onderuit.`, `Mieke ging onderuit en kwam op haar achterste terecht.`. 2) iets niet goed doen, terwijl anderen het kunnen zien. Voorbeelden: `met onderuitgaan`, `Het Nederlands elftal ging onderuit tegen Spanje.`.